Laos, a ‘undiscovered’ tourist destination

Zipping en monkeyclimbs op de Gibbon Experience.
Huay Xai is een slaperig dorpje waar helemaal niets te doen is, behalve de Gibbon Experience. Dit is een project opgezet door een Fransman. Doorheen de jungle zijn ziplines getrokken om je te verplaatsen en er zijn boomhutten gebouwd voor te overnachten. De vroegere stropers zijn opgeleid als gidsen.

Onze minibus zet ons af in het midden van het dorpje dat eigelijk maar 1 straat lang is. We kiezen een slaapplaats voor de nacht en springen binnen in het boekingskantoor van de Gibbon Experience. De Waterfall en de Classic tours zijn al volzet, deze moet je echt dagen op voorhand boeken, dus blijft de enige keuze nog de Express tour. Twee dagen zippen met een overnachting in een boomhut. ’s Avonds eten we bij het alom bekende Gecko restaurant en bestellen we een Lao spaghetti. Lekkerrrr!! Het eten is Laos valt alvast mee. Gelukkig maar want mijn pikante maaltijd van Chiang Rai doet me nog iedere morgen 3 keer in 1 uur naar de wc lopen. Met de Gibbon Experience in aantocht besluit ik dan maar om 2 daagjes Immodium te slikken. Beter voorkomen dan genezen!  
’s Morgens vroeg moeten we om 8.30u aan het boekingskantoor staan, we krijgen eerst een voorlichtingsfilm over het woud en het gebruik van de harnassen en de ziplines. Daarna worden we achter in een pickup gepropt en vertrekken we. In een klein dorpje wat verderop krijgen we ons harnas en de laatste kans om water te kopen voor vertrek. Er staat een fikse wandeling op het programma vooralleer we de boomhut bereiken. We volgen onze gidsen naar de achterzijde van het dorpje en al snel krijgen we een eerste zipline over een rivier. Bij de meeste gieren de zenuwen door het lijf, maar na die eerst zipline loopt dat goed los. Daarna is er een wandeling van zo’n 2u, met rustpauzes om de 20 minuutjes en die waren zeer welkom voor degene die niet zo’n goede conditie hadden.  De wandeling was vrij steil en door de hitte was het voor sommige een ware uitputtingsslag. Maar met regelmaat een zipline tussendoor geraakten we allemaal tot aan de boomhutten. We hadden de keuze uit eentje van 12 personen en eentje van 8 personen. Wij kozen voor die van 8 en lagen samen met een vader en zoon van Denemarken een ouder koppel van Australie en een jong koppeltje van Duitsland-Engeland.

De boomhut is echt knap gemaakt (zie foto’s). Op het gelijkvloers had je de douche en wc met zicht op de jungle en de voordeur (hier zipte je dus binnen), dan met de trap eentje omhoog voor de eetkamer en 3 slaapkamers. Dan had je nog een penthouse op de bovenste verdieping. Weinig mensen die kunnen zeggen dat ze met de billen bloot zijn gegaan in het midden van de jungle, maar wij wel.
Ons avondeten wordt gekookt door enkele jonge meisjes uit een nabijgelegen dorp. Ze zippen met ons eten de boomhut binnen. Het is lekker en ruim voldoende. Daarna hebben we de hele avond voor ons alleen. We nemen een douche bij maanlicht, babbelen nog wat wanneer er opeens een insect met een hels lawaai door onze boomhut vliegt. Leni wist ons te zeggen dat het om een Cicada ging. Echt een gigantiche grote vlieg!  

Hoewel het om 18u al donker was en tegen 21.30u iedereen al in bed lag, hadden we enkele serieuze snurkers. De Australische man was al bomen aan het zagen nog vooraleer zijn kop het kussen raakte en toen hij uitgezaagd was, begon de Deen. En dus was het slapen met stuk en brok. Toen ik halverwege de nacht wakker werd en op zoek ging naar mijn oordop, zat Bart opeens langs mij en stak zijn hand uit voor mijn zaklamp. Dus geef ik hem die in de veronderstelling dat hij voor mij schijnt en ik dus verder kan zoeken. Nee hoor! Meneerke neemt mijn licht mee en ging zomaar even zijn slaapzak tegoei leggen. Dus heb ik in het donker verdergezocht en net toen ik ze had gevonden en terug mijn bed in wou kruipen, ging hij op mijn bed zitten en ging hij zijn bed volledig herschikken. OM 3U ’S NACHTS!!! Er zit dan niet anders op dan te wachten tot tot hij in zijn eigen bed kroop vooraleer ik er ook weer in kon.

De tweede dag stond er een pre-ontbijt zipline op het programma. Om half 7 zipte onze gids binnen en na een snelle snack en een kop koffie/thee, vlogen we als aapjes door de jungle. Omdat het jonge koppeltje was achtergebleven waren we met 6. Niet meer wachten en omdat we allemaal goed wisten hoe het moest, werden er weinig monkeyclimbs gedaan. Na een uur werd het tijd voor ontbijt. Het leek verdacht veel op ons avondeten; plakrijst, omelet, groene bonen, varkensvlees, iets groens, we zijn er nog niet uit of het komkommer of courgette was en een pikant sausje. Niet mijn eerste keuze voor ontbijt, maar als je nog enkele uren moet gaan trekken en vliegen, dan kan je dat maar beter op een stevig ontbijt doen. Daarna deden we weer enkele fantatische vluchten, lang, kort, snel, traag. Ik kon ze allemaal.

Terwijl ik de eerste dag op alle lines behalve 1 moest aapje spelen. Was het op dag 2 omgekeerd. Als de gids me zag komen, begon hij al te lachen. Hij riep nog wel ‘BRAKE, BRAKE’, maar remmen deed ik pas als ik de zand onder mijn voeten had. ‘That was fast!’ kreeg ik telkens te horen!! Ook Bart heeft het van dag 1 al onder de knie en zipt als een van de weinige telkens tot het einde. Behalve die keer dat de rem niet goed werkte, toen was zijn eindpunt niet het platform maar de boom, met de voeten vooruit gelukkig. Er zijn gelukkig ook stootkussens om tot stilstand te komen. Natuurlijk heb je er ook die het presteren om op 200m van het einde stil te vallen en dan zie je de gids als een volleerd aapje over de lijn klimmen om de reddende engel te spelen.

De memo die ze ons niet hadden gegeven was ‘Alles wat los zit, gaat gegarandeerd vliegen’. En ja hoor, de Fransman verloor zijn flipflop, gelukkig bij de start dus die was nog te recupereren. Bart zijn pet ging vliegen midden in de vlucht. En dan is het kiezen of je gaat achter de pet aan en je krijgt een monkeyklim op het einde van de zipline of je pet gaat enkele 100m de dieperik in. De pet is gered en de monkeyclimb dat was een feit, volgens mij staat hij zelfs ergens op video.
Op het einde van dag twee heb ik een filmpje gemaakt terwijl ik over 2 rivieren vloog. Het is een schitterende ervaring en zal zeker en vast een van de hoogtepunten van ons jaar worden.
We krijgen een bakje nasi als lunch en proppen onszelf achterop in een truck om te genieten van een hobbelige 4x4 track uit de jungle en terug naar Huay Xai.
We veranderen van hostel en checken in bij BAP, een hostel dat gerund word door een oud vrouwtje dat alle backpackers hier Mama noemen. Bij haar hadden we ook de slowboat geboekt.  Ik neem een heerlijk warme doesj en Bart probeert daarna hetzelfde te doen. Maar als de stroom opeens uitvalt en verschillende mensen uit de kamers komen, hoor ik dat hij niet de enige is met een koude doesj. Na 15 minuutjes is de stroom terug. ’s Avonds gaan we eten met een koppel van onze boomhut. Charlie wist een restaurant zijn dat o.a. krokodil serveerde en dus daar naartoe. Leni besteld krokodil, Charlie en Bart spelen op safe en kiezen voor struisvogel . Ik kies voor Wild Dier, volgens de uitbater is het zoiets als krokodil maar kleiner. Een hagedis ofzoiets. Het smaakt hetzelfde en vermits ik krokodil al ken, besluit ik mijn horizon wat uit te bereiden.  Maar dat was spijtig genoeg een zeer slecht idee. Wat er op mijn bord lag was gewoon het hele dier in stukjes. (Het schubbige) vel, botten, alles hing er nog aan. En het was ook nog verdomd pikant, al snel stond mijn mond in lichterlaaie en heb ik maar gepast voor de rest van mijn avondeten. En lesje geleerd, volgende keer speel ik op safe en laat ik het uitproberen aan Bart over. Gelukkig was ik te moe van het boomhut avontuur om nog iets van honger te merken en dus kroop ik met een lege maag bed in.


Een busritje op het water.
Er zijn drie opties om naar Luang Prabang te reizen, de bus, de speedboat en de slowboat. We kiezen voor veilig avontuur met de slowboat. Volgens onze Lonely Planet gids zijn er al verschillende doden gevallen met de speedboot die in 7u van Huay Xai naar Luang Prabang vaart. De slowboat doet er 2 dagen over, telkens zo’n 6u en je hebt een overnachting (zelf te regelen) in Pak Beng.
’s Morgens krijgen we eerst ontbijt van mama. Voor het eerst in lang staat er weer iets op de kaart dat ik echt zie zitten. Cornflakes met fruit en melk. De conflakes zijn choco’s en de melk komt uit zo’n drankbusje dat je kleuters meegeeft naar school. Maar het is er niet minder lekker op.  Bart gaat voor de bananenpannekoek en die smaakt zoals pepe ze vroeger maakte.  Voor beide een geslaagd ontbijt dus!

Om 10u komt de tuktuk chauffeur ons halen voor een korte trip naar de pier. Hij koopt ons de tickets en dan mogen we de boot op. De grote valiezen worden achteraan op elkaar gestapeld en de nummering van de zitjes klopt van geen kanten. We planten ons dan maar ergens neer. Normaal gezien vertrekt de boot om 11u, maar we hadden al gehoord en gelezen dat de meeste boten pas vertrekken als alle zetels gevuld zijn. En dat leek wel een hele opgave. Opeens kwam er een grote groep, maar die werden door een van de mannetjes weggestuurd naar een tweede slowboat wegens geen plaats om daarna een deel van de mensen terug te halen zodat alle stoelen ingevuld kunnen worden. Uiteindelijk konden we om 12.20u vertrekken.
Het is een lange boot met 104 plaatsjes. De zitjes zijn oude buszetels waar een houten plankje onder is genageld en die staan los op de boot. Het is niet oncomfortabel, maar voor 7u op te zitten met vrij weinig beenruimte, toch ook niet ideaal. Gelukkig is de omgeving prachtig en genieten we met wat muziek op onze oren van de schitterende panorama uitzichten. We varen de Mekong rivier af en regelmatig vind je een village naast het water. De boot stopt dan om wat dingen op te laden of enkele locals af te zetten. Hele tribegezinnen komen kijken als er een boot langskomt en de kinderen wuiven op alle toeristen.

Na een 7u durende boottocht komen we aan in Pak Beng, onze tussenstop. Aan de kade staan er al verschillende trucks om ons op te wachten en naar guesthouses te brengen. Omdat het maar voor 1 nacht is, pakken we een 2 persoonskamer met ventilator ipv airco. Hier betalen we 80000 kip voor. Terwijl we ons installeren valt in heel de stad de stroom uit. We besluiten dan maar om te gaan eten en in het restaurant word ons verteld dat de stroom uitligt omdat er van het Chineese elektriciteitsnetwerk word overgeschakeld naar Thailand hun netwerk. We beginnen ons eten bij kaarslicht maar al snel gaan de lampen terug aan. Dit is de eerste keer sinds ik deze trip begonnen ben dat ik relatief goed geslapen heb, dit was dan ook de goedkoopste kamer die we tot nu toe hebben gehad en de enige waar er een kakkerlak in rondliep. Als backpacker voel ik me duidelijk thuis in de onhygienische, goedkope hostelletjes met gratis wifi die niet werkt. Bart houd het liever iets hygienischer en ook kouder met airco kamers. De volgende dag springen we op tijd uit ons bed, we eten ontbijt en kopen sandwiches voor op de boot. Terwijl Bart onder aan de pier enkele koffiekoeken koopt, steel ik wat wifi van een of andere sjieke lodge een beetje verderop en boek via de gsm nog snel een slaapplek voor de volgende nacht. En dan lopen we de boot op. Er liggen 4 boten, geen idee welke onze is, dus planten we ons maar op de eerste neer en checken even of hij naar Luang Prabang gaat.
Volgens de Lonely Planet en de hosteluitbater zou deel 2 van de trip zo’n 9u duren. Toen we dus na 7u aanmeerden aan een kade aan het begin van de provincie van Luang Prabang, stonden daar 3 boten met onwetende backpackers en toeristen die het gevoel hadden dat ze bedot waren. We hadden namelijk betaald voor een boottocht naar de stad. Maar aangezien ze alles aan het opruimen waren en zelfs de levende varkens (die gelukkig niet op onze boot zaten) aan het uitladen waren, zat er niets anders op dan onze valiezen te pakken en ons naar boven te begeven. Weeral een uitdaging om op slippers met 20 kg op uw rug en nog eens 10 kg op uw buik door het losse zand naar boven te klauteren. Maar goed we geraken er en kopen twee ticketjes voor de tuk tuk. Er zit niets anders op, er zijn wel een aantal moedige zielen die de tuk tuks laten voor wat ze zijn en te voet de reis verder zetten. Wij betalen maar graag wat die rit naar de stad die naderhand gebleken veel te ver was om te voet te doen.


Stairway to heaven in Luang Prabang.
We droppen onze was af in een guesthouse een beetje verderop en huren bij ons eigen hostel een fiets om de stad te verkennen. We bezoeken enkele abdijen waar er jonge monnikken leven. En krijgen van een van de monnikken een rondleiding doorheen de tempel. Hij is sinds 2 jaar Engels aan het leren en dit was een goede oefening. We bezoeken ook nog de berg Phu Si met op top de Phu Si tempel. Je krijgt hier een schitterend zicht op de stad met aan de ene kant de Mekong rivier en aan de andere kant de Nam Khan rivier. Je moet daarvoor wel zo’n 400 trappen bekimmen. Daarna springen we het Nationale Museum binnen waar er onder andere een collectie van oude auto’s staan van de vorige koningen.
In een zijstraatje van de avondmarkt staan er zo’n 10 eetkraampjes langs en tegenover elkaar, overal hetzelfde concept. Voor 15000 kip kan je een kom volscheppen met 30 verschillende soorten groenten, rijst, pasta en nog allerlei Aziatische specialletjes. Daarnaast kon je voor 10000 kip ook nog kiezen uit 5 verschillende soorten BBQ vlees. ’s Avonds lopen we nog even over de avondmarkt en kan ik het niet laten om nog een souvenier te kopen.   
Na het ontbijt de volgende morgen lopen we het Australische koppel van de Gibbon Experience weer tegen het lijf. We babbelen even bij en spreken af om ’s middags te gaan lunchen. Maar voor enkele uren gaan we nog even onze eigen weg. We halen onze was op en maken onze valies. En Laos is duidelijk Thailand niet. Strijken of persen zat niet inbegrepen in de 40000 kip voor mijn 4 kilo was, maar kwaliteit ook niet. De beugels uit mijn bh’s stonden haaks, geen idee hoe ze het gepresteerd hebben gekregen, Er zit niets anders op dan ze met de hand terug te buigen en hopen dat er nog iets goed van te maken is.

’s Middags eten we samen met Greg en Bonnie in een restaurantje tegenover de markt. Daarna springen we op de minibus richting Vang Vieng, een trip van zo’n 6 uur. Maar de Laos-wegen zijn niet bevorderlijk voor de maag. Haarscherpe bochten, gaten in de weg en met regelmaat zelfs enkele meters die niet geasfalteerd waren. Het was dan ook een hobbelige trip. En nog voor we goed en wel de stad uitwaren was ik al kotsmisselijk. Lang leve de vervallen reispillen die ik nog overhad van mijn eerdere trips.
 
Bart and the toilet roll twist in Vang Vieng.
Vang Vieng staat bekend als de plek om te gaan tuben en te gaan feesten. We worden aan het Malany Villa hostel afgezet en daar wijst de receptie ons door naar Malany Villa 1, zo’n 100m verderop. Wat zo’n nummertje al niet kan doen en dus sleuren we al onze bezittingen naar de overkant van de straat.
Na die hobbelige 6u durende trip en een vermoedelijke slechte noodlesoep uit Luang Prabang valt Bart ten onder aan diaree. Hoewel we allebei een serieuze apotheek bijhebben, brengt Immodium maar weinig raad. De bomen in het regenwoud moeten er dan ook aan geloven.  

We besluiten om enkele limestone grotten te gaan bezichtingen en degene die Bart juist niet wou zien wegens te moeilijk bereikbaar, stond wel heel erg hoog op mijn verlanglijstje. En dus overtuig ik hem om toch eens te gaan zien, zelfs al word er op het internet gezegd dat de 7km trip meer dan 2 uur duurt. We twijfelen even tussen een moutainbike en een brommer, maar vermits we de oefening wel kunnen gebruiken (Bart zijn woorden!) en ik de brommer veel te duur vond, sprongen we op de fiets voor een hobbelige trip over een zandweg vol gaten en kuilen richting de Phoo Kham Cave en The Blue Lagoon. Waar die gast van het internet heeft uitgehangen geen idee, maar wij waren er in 45 minuten. Op de route liggen verschillende grotten, maar als je de plaatjes met The Blue Lagoon volgt, kom je er wel. De schattige Loatiaanse kleuter die zijn handjes aan het wassen was in een rivier wees ons ook de goede kant op.
Een hele bus Japanners leeft zich uit in de Blue Lagoon. En dus besluiten we om eerst even de grot te bezoeken. Natuurlijk hadden we onze zaklampen niet bij en besloten we om het te proberen zonder. Ze verhuren ze natuurlijk bij iedere grot en er staan ook grote borden met waarschuwingen dat het gevaarlijk is om zonder zaklamp op onderzoek uit te gaan. Maar je kan relatief makkelijk binnenlopen tot aan de Boeddha-shrine. Daar laat ik Bart achter en ga ik op onderzoek uit. Ik volg de pijlen Cave en al snel besef ik dat dit zonder zaklamp inderdaad niet te doen is. Lang leve smartphones en met het zaklamp lichtje op mijn gsm kan ik verderklimmen tot een heel stuk in de grot. Overal zie je lichtjes dus je ben nooit echt alleen. Het is echt aan te raden om een koplamp te hebben, maar vermits ik al zoveel grotten heb bezocht in mijn leven ga ik vlotjes op mijn poep de rotsen af. Bijna aan het einde wil ik door een spleet klimmen wanneer ik rechts van mij opeens een spin zie. Zo groot als mijn opengestrekte hand en zeer harig. Tijd om terug te draaien dan maar. Probleem is als je 1 insect hebt gezien, je ze overal tegenkomt en dus kom ik nog kleine springspinnetjes (die lijken op sprinkhanen) tegen met voelsprieten 3x zo lang als hun lijf. Wanneer ik omcirkelt word door deze kleine beestjes, maak ik me uit de voeten. Hoog tijd om de uitgang te zoeken.
Terug buiten vragen verschillende mensen of het goed te doen is, “absoluut zelfs zonder zaklamp geraak je tot in het eerste stuk” meld ik ze doodleuk. Nu ik dit schrijf, besef ik dat ik misschien eens moet nadenken want niet iedereen is zo avontuurlijk ingesteld als ik en wil zijn broek graag vuil maken. Maarja, grensen zijn er nu eenmaal om verlegd te worden.
Na mijn grot avontuur neem ik een verfrissende duik in de Blue Lagoon samen met zo’n 15 Japanners. We drinken en eten iets en springen op de fiets voor de tocht terug. Onderweg stoppen we nog even bij de Borkeo Cave. Hier worden we rondgeleid door een gids. De gangen in deze grot zijn veel kleiner en dus krijg je een veel betere indruk en mooiere foto’s van de limestones.
’s Avonds springen we een van de cafe’s binnen. Tussen 21u en 22u is er happy hour in de Sakura Bar die op enkele meters van ons hostel ligt. Happy hour betekent hier gratis whiskey-cola, whiskey-ananas, whiskey-limonade en whiskey-orange. Bart doet zich tegoed aan de gratis whiskey-cola’s, terwijl ik het op een pintje hou. De biertjes hier zijn van een iets grotere grootte dan in Belgie. De maten hier 330 ml voor een klein flesje en 640 ml voor een groot flesje. En het verschil in prijs is zo klein dat iedereen altijd BeerLao Large pakt. En hoewel het geen Belgisch bier is, is het toch goed te drinken.
De volgende ochtend laat Bart het tubben aan zich voorbij gaan. Hij blijft liever in de buurt van de wc. En terwijl we de voormiddag spenderen op onze kamer sta ik om 13u paraat aan de tubbing office, samen met zo’n 20 andere. We betalen naast onze 55000 kip voor de tubbing, ook nog eens een voorschot op de tracktorband voor het geval je hem verliest. Een tuktuk brengt ons 3km stroomopwaarts, daar worden we welkom geheten in de bar met gratis shots. Deze laat ik aan me voorbij gaan, ik neem een tube en begeef me naar de rivier. Het concept is simpel, je ligt in een traktorband en dobbert de rivier af, langs de oevers zijn er bars open die je naar binnen proberen te lokken. Als je interesse heb, dan gooien ze een touw met aan het uiteinde een fles water naar je toe en trekken je binnen. De hele tocht zou zo’n 2 uur duren (in het regenseizoen maar 1 uur). De tweede bar had leuke muziek en er waren veel mensen aanwezig, reden genoeg om even te stoppen dus. Een van de mannen gooide een touw naar me toe en haalde mij naar de oever. Spijtig genoeg kwam ik iets te vroeg van de band af en werd ik getrakteerd op een wel zeer koude doesj in de Mekong rivier. De strandbar had een petanque-, basket- en volleybalveld, maar ik begeef me met een koud biertje naar een van de hangmatten.
Verder verloopt het tubben rustig, af en toe heb je een stroomversnelling, maar die klinken meestal erger dan ze zijn. Wel moet je niet te diep in de band gaan hangen, dat heb ik persoonlijk ondervonden toen ik met mijn poep over een rots schuurde. Verder moet je af en toe eens wat takken of rotsen ontwijken en onder een bamboe brug door. Maar al bij al kan je rustig 2u dobberen op de Mekong rivier. Je komt langs enkele tribe dorpen. Mannen en vrouwen die staan te vissen, een vrouw die zich net heeft gewassen en een stuk of 8 kinderen die nog naakt rondlopen en van de bamboo bruggen afspringen. Het dagelijkse leven rond de rivier gaat zijn gewone gang.
Op het einde van de tubbing staat een groot bord ‘End Of Tubbing’ en een mannetje met een megafoon die iets onverstaanbaars brabbelt. De stroming is sterk en dus begin ik al op tijd met (voet)peddelen om naar de andere kant van de rivier te geraken. Als ik de stenen onder mijn billen voel, sta ik wankelend recht in snelstomend water met mijn tube in de ene hand en probeer ik om mijn slippers aan te doen. Geamuseerd kijken de tubbingmedewerkers toe, maar als de mensen achter mij de verkeerde kant dreigen op te gaan, word er weer luidruchtig geschreeuwd in de megafoon. Voor hen zit er niets anders op dan in het koude water te duiken en al zwemmend naar de kant te komen. 
Mijn fotograaf was nergens te zien, ik was nogthans om 16.05u aangekomen op de eindbestemming. Dan maar richting hostel voor een lekkere doesj, maar niet vooralleer ik mijn band heb teruggebracht en mijn voorschot heb teruggevraagd. Bijna aan de tubing office kom ik Bart terug tegen, camera in aanslag, maar wel veel te laat. Helaas geen foto’s van het tubben, maar wel een leuke herinnering en enkele blauwe plekken.

's Avonds slenteren we nog even door het dorpje op zoek naar eten. Er komt een vrouw met een karretje aangereden, de lokale bevolking stroomt ernaartoe. Tien minuten lang staren we naar het eten en de klanten. Een klant spoort me aan om te proeven. Ze neemt een schep op de lepel en steekt die voor mijn neus. Beleefd open ik mijn hand, maar hier is het de gewoonte dat je dat zelf neemt en niet dat iemand dat op je hand doet. Dus neem ik wat tussen mijn vingers om te proeven. Een spicy tonijnsalade zo blijkt. We bestellen plakrijst, tonijnsalade (voor mij) en gekarmaliseerd varkensvlees. Alles word gewoon in plastieke zakjes gedaan, take-away en dus lopen we terug naar onze kamer waar we van echt lokaal eten genieten.
We hebben opnieuw een minibus voor onze rit naar Vientiane. Deze keer delen we een reispilletje en hebben we geluk, wij worden als eerste opgehaald en planten ons dus op de eerste rij neer met uitzicht op de horizon. Later horen we dat het andere koppel speciaal had gevraagd om de minibus als eerste naar ons hostel te sturen, want ook het meisje werd snel wagenziek.

Het Brussel van Laos.
In hoofdstad Vientiane boeken we voor de eerste keer een dorm. Een 8-persoons mixed dorm. Deze zijn zowat de helft van de prijs van een gewone tweepersoonskamer en vermits het toch wel tijd wordt om wat op ons geld te letten was dit de beste optie. Ook sociale contacten worden veel makkelijker gelegd.
Na een blik in de Lonely Planet blijkt al snel dat er eigenlijk niet veel te doen is in Vientiane. En dus luisteren we even wat de andere reizigers te zeggen hebben. Door onze Australische kamergenoot Dawson worden we aangespoord om naar het Cope Visitor Centre te gaan. Dit staat ook hoog aangeschreven in de Lonely Planet. Maar eerst genieten we van een gratis ontbijt in ons hostel. Er is keuze tussen pannekoeken, French toast (bij ons beter bekend als verloren brood of wentelteefjes), gewone toast met gelei, omelet, spiegelei of gepocheerde eieren met spek. Dat en een slaapplek in een 8 persoonskamer voor 5 euro per nacht per persoon. Dat is pas goedkoop. Daarna lopen we de ochtendmarkt af en kopen we een nieuwe short voor Bart, maken een pitsstop aan de toiletten van het busstation, gaan op zoek naar het nieuwe postkantoor, want het oude is verplaatst, om enkele kaartjes op te sturen richting Belgie en eet ik een superlekkere noodlesoep voor 15000 kip. Bart laat het eten aan zich voorbij gaan en brengt de dag door met cola zonder prik. ’s Namiddags lopen we verder naar het Cope centre als we een Duitser tegenkomen die blijkbaar dezelfde bestemming heeft. En Dawson had gelijk, het Cope Visitor Centre is wel degelijk een bezoekje waard. Hieronder een woordje uitleg.

Laos, the country at war where nobody declared war too.
Toen Amerika in oorlog was met Vietnam en de piloten hun doelwitten niet vonden, dropten ze hun ongebruikte bommen boven Laos, omdat het te gevaarlijk was om ze terug mee te nemen naar hun basis. Hierdoor veranderde het land in een oorlogszone, ook al heeft niemand ooit de oorlog aan hun verklaard. Tussen 1964 en 1973 zijn er zo’n 260 miljoen sub-munitie van clusterbommen gedropt boven Laos.
COPE is gesticht in 1997. Deze non-profit organisatie, die samenwerkt met het Centrum van Medische Rehabilitatie, dient als antwoord op de noden van de UXO (= Unexploded Ordnance) slachtoffers. Ze geven hun de nodige verzorging en steun, ze voorzien orthodontische en prothetische oplossingen en in hun rehabilitatiecentrums geven ze fysiotherapie en pediatrische ondersteuning aan mensen met een handicap. Indien de Laotianen het niet kunnen betalen neemt COPE de volledige kost van de apparatuur en de revalidatie op zich.   

In het centrum staan versleten protheses die COPE heeft gemaakt, maar ook protheses die de mensen thuis zelf ineen hadden geknutseld, vaak van hout of uit de metaalrestanten van bommen.
We lezen dat de niet-ontplofte bommen verspreid liggen in heel Laos, mensen lopen gevaar bij dagdagelijkse taken zoals het veld omploegen, een school bouwen, een weg aanleggen of het maken van vuur om hun eten op te koken want als er een bom onder ligt en de grond warmt op, dan volgt er gegarandeerd een ontploffing.
Cope in samenwerking met UXO LAO maakte in 13 jaar zo’n 1.090.228 bommen onschadelijk, er zijn er nog 78.909.772 te gaan en ieder jaar vallen er zo’n 300 nieuwe slachtoffers, waarvan meer dan de helft kinderen zijn omdat zij het gevaar niet kennen.
Op DVD konden we kijken naar een interview met de ouders van de 9-jarige Hamm. Hun jongste zoon stierf in 2004 door toedoen van een niet-ontplofte bom. Samen met twee klasgenootjes ging Hamm op zoek naar stukken metaal die ze konden verkopen. Langs de weg vonden ze twee bommen die door de volwassenen, die bewust waren van het gevaar, aan de kant gelegd waren in hun zoektocht naar scrap metaal. Toen een van zijn vriendjes ze tegen elkaar sloeg, was er een explosie. Zijn ouders brachten hem zwaargewond naar het ziekenhuis, maar daar was geen bloed of zuurstof in voorraad, en dus brachten ze hem naar een ander ziekenhuis, maar ook hier hetzelfde verhaal. Het derde ziekenhuis was te ver weg en omdat de bestuurder van de truck die ze hadden gehuurd niet wilde dat Hamm zou sterven in zijn truck, namen zijn ouders hem mee terug naar huis, waar hij kort daarna stierf.
Na deze en enkele andere indrukwekkende getuigenissen duiken we de giftshop in voor enkele souveniers waarvan de opbrengsten volledig naar COPE gaan.

Daarna eten we een burger bij het hostel tegenover ons en begeven we ons naar de kamer waar we alweer nieuwe kamergenootjes hebben gekregen. De Canadese Max en de Zuid-Koreaanse Nathan zijn er twee van en de rest van de avond verloopt gezellig met gesprekken over onze reisplannen maar ook over onze thuislanden, de Koninklijke familie (iedereen reageert altijd superverbaasd als ik vermeld dat ons land 2 koningen en 3 koninginnen heeft), regeringen, etc. Zo leren we bijvoorbeeld dat Nathan in 1 maand tijd 8 landen gaat bezoeken (evenveel als wij in 1 jaar) en dan hij midden december thuis moet zijn om zijn verplichte legerdienst van 3 jaar te vervullen.

Over het Boeddha park kregen we gemixte reviews. Maar we besluiten om toch een kijkje te gaan nemen. Het is letterlijk een stortplaats voor oude Boeddha’s. De rit ernaartoe is veel interessanter, we krijgen een sjieke Toyota Camry met leren interieur en airco. Wat een verbetering t.o.v. van die mini-busjes.
We gaan ook nog Bart zijn short ruilen. Hij is al wat kilo’s kwijt, maar in een Aziatische maat 36 past hij toch nog niet. En hoewel we al aardig goed zijn geworden in het afdingen is ruilen alweer een hele nieuwe uitdaging. Het meisje dat ons de short had verkocht, had ons belooft dat we mochten ruilen. Maar natuurlijk stond er vandaag een gast aan het kraampje. Toen hij na 10 minuten de juiste persoon had gevonden en wij uitlegden dat we een grotere maat nodig hadden, probeerde ze ons een 2de broek aan te smeren. De mengeling van hun gebrekkig Engels en onze verkeerde interpretatie betekende dat niemand meer wist wat de andere wilde.  Na zo’n 10 minuten discussieren geeft ze het op, ze stopt de short in onze handen en wuift ons buiten. De aanhouder wint!! We sluiten onze dag af met een stukje lime cake voor Bart zijn aankomende verjaardag en een wandeling over de avondmarkt. Ik besluit om nog wat extra geld af te halen voor de volgende dagen. Normaal gezien krijg je je miljoen in coupures van 100 000 of 50 000. Maar die waren deze keer blijkbaar op want ik kreeg 50 briefjes van 20 000. En dus werden die briefjes maar verdeeld tussen onze portefeuilles, want zo groot is mijne niet.
Een voorproefje van het echt Laotiaanse leven.
De volgende ochtend nemen we de bus naar Ban Na Hin. De bus heeft als eindbestemming Kong Lor. Het kleine dorpje nabij de Kong Lo Cave. Maar wij gaan voor een beetje avontuur en besluiten om vanuit Ban Na Hin een brommer te huren en naar de cave te rijden. We krijgen van ons hostel een oude Chinese brommer en een opfriscursus ‘hoe rij je met een half-automaat’. En al snel waren we onderweg voor een 40 kilometer lange trip. Mijn brommer ervaring rijkt niet verder dan een namiddagje rondcrossen in de Meeuwse bossen toen ik 16 was, mijn begeleide tour in Australie en onze trip in Chiang Rai. Dat je, als je achterop rijdt, altijd langs links moet afstappen omdat de uitlaatpijp rechts gloeiend heet wordt was me dan ook niet meegedeeld. En toen we onderweg even stopten om wat snoep te kopen voor de lokale kinderen werd het bij het afstappen opeens zeer heet aan mijn kuit. En daar sta je dan ‘in de middle of nowhere’ en in het achterhoofd flitst die EHBO-les over brandwonden voorbij. EERST WATER, DE REST KOMT LATER!! En dus probeer ik het te koelen met mijn drinkwater, maar die 20 minuten worden er dan toch maar 2. Ik koop de nodige lekstokken voor de kids en een fles koud water die ik de volgende 20 minuten tegen mijn been hou. Eenmaal aangekomen aan de grot loop ik de wc’s binnen en voor de eerste keer sinds ik hier ben, ben ik dankbaar dat er geen flush systeem is en je de wc gewoon met scheppen water moet doorspoelen. En dus schep ik water over mijn open wonde, hygienisch waarschijnlijk niet, maar dat maakt me momenteel niets uit! Ik heb ook niets bij voor eventuele kleine ongevallen en besef dat ik voor de komende 24u mijn brandwonde, die ondertussen aardig aan het etteren is, moet verzorgen met labello en een kleine tube anti-allergie zalf (die ik in Thailand had gekocht voor mijn muggenbeten).
De Kong Lo Cave is een grote limestone grot van zo’n 7km lang. De grot staat onder water dus je kan die alleen maar bezichtigen in een klein bootje. En laat dat nu net zijn wat Bart niet leuk vind, kleine bootjes! We krijgen een reddingsvest en worden samen met 2 gidsen in de boot gepropt. De man achteraan bestuurt de motor en de man vooraan stuurt met een peddel de juiste richting op. Volgens het internet zou je hier vuistgrote spinnen moeten zien, maar de grot is zo’n grote attractie geworden dat die spinnen volgens mij al lang een rustiger plekje hebben opgezocht. We hebben er dan ook geen gezien. Niettemin is het een mooie en unieke trip! We worden afgedropt en lopen een stukje doorheen de grot waar we de limestones kunnen aanschouwen alvorens onze kapitein ons terug komt ophalen aan de andere kant van de berg. We moeten door het water om terug in de boot te geraken. Het water in de grot is koud en dus een welkome verkoeling voor mijn brandblaar. Er is ook een kleine stroomversnelling met waterval, hier worden we opnieuw uit de boot gezet terwijl onze 2 gidsen de boot stroomopwaarts trekken.

Niet lang daarna komen we aan de andere kant van de grot uit. Daar planten we ons even neer met een koude cola. Daarna splitsen onze wegen voor de eerste keer sinds onze reis. Terwijl Bart met de boot terugvaart, loop ik richting Ban Nathane. Een afgesloten dorp waar je nog het authentieke Laotiaans leven kan ontdekken. Ik ploeter zo’n 30 minuten door het losse zand in de brandende zon totdat ik een poort zie en erachter een dorp. Maar eerst word ik nog begroet door een serieus kwaade stier. En met mijn ogen op Mister Bull gericht loop ik zo kort mogelijk langs het hek, gereed om bij een eventuele aanval het hek op te klimmen. De hele trip word ik scherp in de gaten gehouden maar tot een aanvaring komt het gelukkig niet. De Lonely Planet had me het idee van een homestay gegeven. Hun uitleg was: ‘gewoon opdagen en dan weten ze wat met je te doen’. Nu dat is zowat de slechte raad die ik in heel mijn leven ooit heb gekregen. Daar stond ik dan en iedereen me maar aangapen. Mijn zoektocht naar de toeristische infostand was hopeloos en nadat ik een half uur doelloos door het dorp had gelopen, de lokale school had bezichtigd waar er overal kinderen rondliepen maar nergens leerkrachten, kwam ik terug terecht bij de ingang.
Opeens hoorde ik de verlossende woorden “Hello, can I help you?” Dolgelukkig draai ik me om en daar staat er een man voor me in alleen maar een handdoek. De directeur van de school kwam net uit de douche en hij sprak een beetje Engels. Hij was verbaasd dat ik zonder gids naar het dorp was gekomen, maar kon me wel een homestay regelen voor de nacht. Ik word achterop een brommertje gezet en een tiener bracht me naar het huis van de man die de toeristische infostand uitbaatte. Die sprak geen letter Engels maar (niet-officiele) gebarentaal is overal verstaanbaar. Ik krijg wat water en 15 minuutjes later word ik naar mijn nieuwe woonst gebracht. Zelfs met mijn Lonely Planet taalboekje was communiceren een vrijwel onbegonnen zaak. Mijn gastvrouw schotelde me wat bananen voor als 4-uurtje en we keken even naar de tv.  Ze vertelde me dat ze 2 kinderen had. En toen school uit was, kwam er een jongen van een jaar of 12 en een meisje van een jaar of 14 binnengelopen. Maar tegen de avond was de kamer, naast mijn gastvrouw en haar 2 kinderen, gevuld met nog 2 tienerjongens een vrouw met haar 6 jarig dochtertje en haar 2 jarig zoontje. Het was ook deze vrouw die het eten verzorgde. Hoe de familie precies in elkaar zat heb ik het raden naar, maar mannen heb ik daar niet gezien. 
Met mijn camera in de aanslag loop ik rond in het dorpje dat niet veel groter is dan 4 voetbalvelden. Ik aanschouw de dagelijkse taken die worden uitgevoerd, de spelende kinderen, wenende baby’s, loslopend kleinvee en huisdieren. Ik loop er ook een Duitse koppel en hun gids tegen het lijf. Zij hebben een homestay enkele huizen verderop. Het doet toch deugd om te weten dat ik niet volledig alleen in een dorp zit waar zo goed als niemand kan communiceren met me.
’s Avonds kreeg ik typisch Aziatisch eten, plakrijst, iets witte kool-achtigs, gehakt, sausjes, alles was vrij pikant en daarom wordt er ook gekookte spinazieblaren bij geserveerd om alles wat te verzachten. Bestek is iets dat ze hier niet kennen, je neemt een hoop plakrijst in je ene had en met je andere hand trek je er een beetje vanaf wat je daarna in een bolletje rolt, dat sop je dan in je saus, vlees of groenten. Na het eten kijk ik samen met heel de familie nog wat tv en deel ik de lekstokken uit die bij de kinderen op heel wat blijschap kunnen rekenen.

Om half 5 ’s ochtends word ik door de haan uit bed gekraaid en hij weet van geen ophouden, tot tien voor 6 kraait hij vrolijk door. Ondertussen is ook de rest van de familie wakker en dus komt er van slapen niet veel meer in huis. Met mijn camera in de hand besluit ik om te gaan zien hoe het dorp hier wakker word.
Voor ontbijt krijg ik dezelfde plakrijst en ook de spinazie was weer van de partij. Verder waren er nog andere groenten en kleine visjes. Zuivergemaakt, maar wel met kop en staart nog intact. Het eerste visje was nog een heel geklommel, maar bij nummero 2 had ik al perfect onder de knie hoe ik de filet van de vlimmen moest scheiden. Na mijn ontbijt krijg ik van de toeristinfo meneer een glaasje LaoLao voorgeschoteld. LaoLao is zelfgestookte rijstwijn. Maar om half 8 ’s ochtends is het toch nog net iets te vroeg en dus wimpel ik beleefd af. Maar deze meneer neemt blijkbaar geen nee als antwoord en bij de derde aanbieding durf ik geen nee meer zeggen en dus drinken we om beurten zelfgestookte LaoLao. Daarna neemt hij me mee naar het huis waar het Duitse koppel verblijft en opnieuw word me een ontbijt en LaoLao aangeboden. Deze was alweer heel wat sterker als de eerste en dus ben ik blij dat me maar 1 glaasje word aangeboden. Nog voor 8 uur al 4 glaasjes LaoLao op, we zullen dan maar de leuze “It’s 5 o’clock somewhere” volgen zeker!
Omdat ik niet goed wist hoelaat ik van de homestay terug zou zijn, had ik met Bart afgesproken dat hij me in de late namiddag zou komen halen. Maar toen bleek dat ik al ’s morgens weg moest, stond ik enkele uren te vroeg terug aan de ingang van het park. Gelukkig bood het Duitse koppel me een lift aan, hun gids had een auto geregeld voor de trip terug.

Terug aangekomen in het hostel zie ik de tweede helm liggen, dat betekent dat Bart nog langs het hostel moet rijden vooralleer hij naar de grot kan vertrekken en dat we elkaar dus niet zullen missen. Ondertussen kan ik mijn wonde eens goed ontsmetten en word er een dikke laag antibiotica zalf op gesmeerd. Een uurtje later komt hij opgereden en vermits we nu toch de brommer nog hadden voor de hele dag besluiten we om opnieuw naar de lookout te rijden die hij een dag eerder al was gaan bezichtigen. Hier krijgen we de perfecte gelegenheid om onze panorama-optie op de camera eens grondig te testen. Ook krijg ik een les in het rijden met een half-automaat 100cc brommer, zodat we in Pakse elk een brommer kunnen huren.

Een verjaardag in mineur.
We besluiten om een overnachting in Thakhek te nemen vooralleer we doorrijden naar Pakse. Toen we aan de eigenaar van het hostel in Ban Ha Nin vroegen hoe we tot aan het busstation geraakten, beloofde hij ons de volgende ochtend een rit te geven naar het busstation. Of dat was toch wat we dachten te hebben verstaan. We waren dan ook verbaasd toen we ’s morgens net onze valiezen in hadden gepakt en wilden gaan ontbijten, er een songthaew voor de deur stond. De eigenaar stond naarstig te zwaaien en te wijzen. Dat bleek dus onze bus te zijn. Onze valiezen worden op het dak geduwd en wij proppen onszelf met lege maag in de overvolle bus. Blijkbaar was dit de enige optie om uit het dorp te geraken. Samen met een Engels en een Duits koppel en een hele hoop locals zitten we 4u op harde bankjes achter in een pick-up. Er worden constant mensen afgedropt en opgeladen. Op een gegeven moment zitten er een stuk of 20 mensen in terwijl er maar plaats is voor 14, maar het kan nog erger. We zien regelmatig een songthaew waar de mensen gewoon achterop de wagen staan. Na de lange rit vinden we een hostel kortbij het busstation en terwijl Bart bed inkruipt om uit te zieken, vertrek ik richting het centrum. Na een wandeling van 40 minuten plant ik me neer op een terras aan de Mekong voor de zonsondergang. Op de wandeling terug naar hotel krijg ik een wel heel blije Amerikaan te zien. Hij is met zijn zoontje op de brommer door Azie aant rijden en ik was de eerste westerling die hij hier zag. We babbelen wat en dan zet ik mijn weg verder naar mijn zieke en jarige reisgenoot.
 
Ons hostel boekt geen bustickets en dus zijn we genoodzaakt om ’s morgens vroeg naar het busstation te gaan en zelf een ticketje naar Pakse te regelen. Ik vraag 2 tickets voor de VIP bus, maar kreeg als antwoord ‘No VIP bus’. Die reed vandaag gewoon niet en dus betalen we wat minder voor de lokale bus. Dat betekent ook geen airco en geen wc’s. De andere toeristen hadden een VIP busticket geboekt in hun hostel maar belanden op diezelfde bus als wij. We besparen ons dus 1 euro per persoon en hier betekent 1 euro = 1 ontbijt of 1 ijskoud biertje van 640ml.

De bus naar Pakse had niet alleen geen airco maar ook geen werkende blazers en dus was iedereen al snel op kookpunt in de bus. En ongeacht of je nu in een minibus of lokale bus zit, allemaal worden ze gebruikt zoals de boemeltreinen thuis. Telkens als we een dorp binnenrijden word er getoeterd om te laten weten dat we er zijn, want geen enkele bus rijdt op een vast tijdsschema, en dan komen er mensen vanuit huizen, winkels of vanonder een strooien dakje vandaan. Er is ook geen maximum aantal mensen die op een bus passen. Ze fabriceren overal wel plaatsjes bij en zo werd de middengang ingepalmd door mensen die op de plastiek krukje zitten. Je ziet er ook alle soorten bagage, van onze backpacks tot zakken rijst en zelfs levende dieren.

Ziekenhuistripje en het Bolaven Plateau.
In Pakse aangekomen lopen we eerst even het ziekenhuis binnen. Hoewel mijn wonde er redelijk zuiver uitziet, willen we toch geen risico’s nemen. We worden aangestaard of genegeerd, niemand spreekt er blijkbaar Engels. Uiteindelijk vinden we iemand die enkele woordjes Engels spreekt en we beelden de woorden motorbike en hot uit. Ze neemt ons mee naar een kamertje waar nog een meisje ligt. Ik neem het kompres van mijn wonde en alle ogen in de kamer worden dubbel zo groot. De mengeling van etter en zalf is dan ook niet echt een smakelijk zicht, maar ze weten er gelukkig wel raad mee. De wonde wordt ontsmet met ontsmettingsalcohol en isobetadine en er worden wat nieuwe kompressen opgedaan. Daarna word ik terug richting uitgang gestuurd. Ik probeer nog even om te vragen achter brandzalf en ze loopt voor ons op naar de ziekenhuisapotheek, daar geeft ze een voorschrift af, de apothekeres zet er een prijs op, daarna lopen we naar de overkant van de gang waar je moet betalen en dan pas kan je de spullen bij de apotheek gaan halen. We kregen isobetadine, kompressen en tape mee, maar geen zalf. Daarna stonden we terug op straat en waren we 1 euro en 40 cent armer voor de ontsmettingsspullen, het doktersbezoek hebben we zelfs niet moeten betalen. Altijd leuk, zelfs al heb je een peperdure reisverzekering afgesloten.

In Pakse is er verder vrij weinig te doen behalve het Bolaven Plateau. Dit plateau ligt op ong. 1000 tot 1350 meter hoogte boven zeeniveau. Omdat er verschillende rivieren doorlopen vind je dan ook een aantal zeer indrukwekkende watervallen. Ook vind je er verschillende koffieplantages, zowel arabica- als robustakoffie word hier verbouwd. Wij huren er 2 brommers en crossen een ganse dag rond van waterval naar waterval.
Omdat het hele kickstart gebeuren me niet altijd even goed lukt, kies ik de brommer die start door op een knopje te duwen. Spijtig genoeg had mijn racemachine een eigen willetje en dus was vertrekken vanuit eerste versnelling een serieuze opgave. Starten in neutraal met de hand op de rem dat ging nog, maar van zodra ik hem in eerste zette en de rem nog in, viel hij stil. Als ik de rem los had, schoot hij er pijlsnel vandoor. En dan moet het gegarandeerd eens een keer mislopen. Gelukkig waren we net op een stukje gras gestopt om de wegenkaart te bekijken voor de eerste waterval. Bij het vertrek had ik de gas iets te ver open en dus ging mijn brommer er op zijn achterwiel vandoor met mij er nog aan. Enkele meters verder belanden we allebei op het gras, gelukkig zonder enige schade. De 4 Franse backpackers die aan de overkant van de straat stonden, hadden na mijn stunt al wat minder vertrouwen in hun eigen kunnen.

Tegen het einde van de dag heb ik de bovenhand gekregen en kan ik zelfs rustig vertrekken vanuit 1ste versnelling. Onze planning om voor het donker terug in de stad te zijn valt ook in duigen en al snel bevinden we ons in volledige duisternis. Als mijn brommer op een gegeven moment ook nog een raar geluid maakt, word ik toch wel wat nerveus. Stilvallen was niet echt een optie want het was donker en er waren bijna geen winkels of huizen in de buurt. We stoppen bij het eerste, het beste licht en al snel word duidelijk dat de bougie los is gekomen na mijn tuimeling. Bart draait het terug aan en mijn brommertje cruist weer als voorheen. Vlak voor het centrum van Pakse zijn grote wegenwerken aan de gang en bij zo’n droog weer is dat dus een grote stofwolk. Bij het vertrek waren we goed ingeduffeld met zonnebril en sjaal voor onze mond. Je rijdt gedeeltelijk op het linker- en het rechterrijvak, soms op het asfalt, soms op het zand. Je moet de heletijd heuvels over, putten ontwijken, locals ontwijken of voorbijsteken. Allemaal goed te doen als je ziet waar je gaat.
Een van de verschillen van de locals hun brommers en de rental brommers zijn de lichten. Onze lichten gaven amper genoeg licht om te zien of er een heuvel of een gat aankwam. Bij de locals kon je zelfs de kleinste steentjes zien liggen. En dus draai ik de gas open en probeer ik een local te volgen. Zij doen deze weg dagelijks in het donker en weten dan ook precies waar, hoe en wat. Gelukkig komen we allebei zonder kleerscheuren terug aan bij de verhuurwinkel juist wanneer het hek naar beneden gaat. We mogen nog snel de brommers binnenzetten en krijgen onze paspoort terug zodat we morgenvroeg zonder zorgen op de bus kunnen springen naar de 4000 Islands.

Een hangmat en de zonsondergang, een topafsluiter voor Laos.
Si Phan Don, beter bekend onder de naam 4000 islands, bestaat eigenlijk maar uit zo’n 70 eilanden. Don Khong, het grootste van de 3 toeristische eilanden, is onze eerste stop, Hier boeken we een goedkope kamer voor 1 nacht en besluiten fietsen te huren zodat we naar de zonsondergang kunnen gaan kijken zo’n 11km verderop. Een fietstocht over hobbelige zandwegen in de brandende zon en dan krijg je een platte band. We hadden zonet een half uur gefietst en konden nu dus teruglopen. Onderweg vragen we overal of ze een pomp hebben. Alleja, het ging meer iets als: Sabaidee, wijzen naar de platte band en dan een pompbeweging maken om te eindigen met een vriendelijke lach op een wanhopig gezicht.
Telkens werden we doorgestuurd naar de buren, maar niemand kon ons blijkbaar helpen. Toch raar dat die mensen helemaal afgelegen wonen en ze allemaal brommers en fietsen hebben, maar niemand een simpele fietspomp heeft. Maar ik geef niet op en uiteindelijk vind ik iemand die ons kan helpen. Hij pomp mijn band op zodat we terug naar de fietsenverhuur kunnen rijden. Nog geen 10 meter nadat mijn band opgepompt was, valt Bart zijn ketting eraf. Na wat geklommel krijgen we ook dit gefixt en rijden we terug naar de verhuurstand. Zonder problemen krijgen we ons geld terug, ze zal wel geweten hebben dat er iets mis was met de band. Maar dit betekent wel geen zonsondergang.
De toeristische infostand was niet meer dan enkele borden met wat uitleg over de eilanden. Hier gingen we alvast niets wijzer worden over eilandhoppen. En dus lopen we door de straten op zoek naar borden waar er bootservice opstaat. We vinden een hostel waar we transport kunnen krijgen naar Don Khon, maar dan moeten er wel minimum 6 personen zijn. Of we konden 200 000 kip neertellen voor de volledige boot te huren. Ja hallo, zo rijk zijn we nu ook weer niet. Gelukkig lopen we Mr. Phon tegen het lijf, degene die ons de eerste dag enkele boottours wou aansmeren. Hij wil ons wel voor 40 000 kip per persoon naar het andere eiland brengen.

Als tweede eiland kiezen we voor Don Kone. Dit is iets rustiger dan Don Det en ook alle bezienswaardigheden liggen op dit eiland. We hadden in de Lonely Planet een leuke hostel gezien en besluiten om onze kans te wagen. Maar blijkbaar waren we niet de enige. Er stonden zo’n 20 reservaties op het bord en zonder reservatie was de goedkoopste kamer die hij ons kon aanbieden  zowat het dubbel van ons budget. En dus lopen we iets verder en vinden een leuke kamer met hangmatten en zicht op de Mekong. Hier komen we ook het Franse koppel Manu en Anais terug tegen. Sinds Vang Vieng komen we hen regelmatig tegen op onze bestemmingen. En nu slapen ze blijkbaar in hetzelfde hostel.
Met de fiets verkennen we het hele eiland, watervallen, oude treinstellen, in de namiddag fietsen we naar Don Det. Dit is de backpackersscene met verschillende pubs en grotere supermarkten.
We stoppen bij de pas geopende coffeeshop voor koffie en een stukje cheese cake en worden warm onthaald door de Canadese  eigenaar. We eten bij Little Eden Restaurant dat word uitgebaad door een West-Vlaming. Dit is tevens de plek om te zonsondergang te bekijken. In het donker fietsen we over een hobbelige zandweg met krakende houten bruggetjes terug naar ons eiland.

Van hieruit steken we ook over naar ons 3de land, Cambodja. Op het eiland heb je telkens 1 familie die verschillende dingen uitbaat, het restaurant met daarin nog een touroffice, de winkel erlangs. We besluiten om bij de touroffice langs ons hostel de bus te boeken tot in Kratie.

Sabaidee (Hallo)!!
Laos word omscheven als een nog te ontdekken bestemming. Je vind er schitterende natuur, maar die wordt vaak vervuild door de locals die hun vuilnis gewoon overal achterlaten. Op sommige plekken langs de weg is het dan ook gewoon een vuilnisbelt. Ook op de rivieren drijft het plastiek rond, toen we de slowboat naar Luang Prabang namen, was er een westerlinge die een plastiek zak met vuilnis naar achter op de boot droeg, ze vroeg aan een van de locals die de bar uitbaatte op de boot om dit in de vuilbak te gooien, maar de local wees naar de rivier. Geschokt wees de westerse naar de vuilbak en toen de local beseften dat ze het echt niet over de rand van de boot zou gooien, werd het pas in de vuilbak geworpen. Op verschillende plekken lezen we dat de Laotianen ongeloofelijk vriendelijk zijn. Maar dat vind ik, zeker nu ik in Cambodja ben geweest, toch niet juist. Kinderen roepen altijd vriendelijk Sabaidee en wuiven. Voor hen zijn wij een net zo grote attractie als omgekeerd. Maar de volwassenen zijn toch alleen maar vriendelijk als ze je iets kunnen aansmeren. Als je Sabaidee zegt, zullen ze het altijd terugzeggen, maar of het gemeend is, is nog maar de vraag.
Korp Jai (Dank U) voor het lezen!

 

5 opmerkingen:

  1. Leuke verhalen gelezen in Reppel, hier alles O K, wees voorzichtig ,Groetjes, Mama

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Goh, wat een avontuur weer !!! Heb echt tijd nodig gehad om bij te lezen. Nog heel veel plezier ginder achter en geniet van het heerlijke weer. Groetjes, Myriam

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Even bijlezen... was toch niet zo "even" .... maar te leuk om te stoppen met lezen ! :-)

    Veel liefs, van de Dorne-girls

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Plezant om samen met jullie de reisroute met avonturen te volgen. Heb hier ook alles uit de kast moeten halen om jullie blog bij te lezen. Simon wou zich zo lang niet content doen ;). Amuseer jullie nog! Oudejaarsavond zal dit jaar voor jullie waarschijnlijk extra speciaal zijn. Grts Katrien

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat zal wel lukken. Het is allesinds een niet-alledaagse locatie om nieuwjaar te vieren! Dikke kus aan Simon, zeg hem maar dat hij braaf moet zijn! ;-)

      Verwijderen